Iedere paragraaf bestaat uit twee pagina’s theorie, twee pagina’s oefenen en twee pagina’s ontdekken. Een belangrijk uitgangspunt is dat de leerdoelen nauwkeurig zijn gekoppeld aan de paragrafen en daarmee ook aan de lessen. Iedere paragraaf start met een leerdoel en eindigt met een leerdoelencheck op vier cognitieve niveaus (RTTI). Een paragraaf bevat leerstof voor twee lessen. Deze compacte indeling zorgt ervoor dat het programma altijd past in de beschikbare tijd. Het verschil tussen de streams zit voornamelijk in de moeilijkheid en opbouw van de opdrachten en in de gekozen contexten. Achterin het boek is er een overzicht van de relevante (reken)vaardigheden. Daar waar dit zinvol is, wordt er vanuit de theorie of opdrachten naar verwezen. Bij iedere paragraaf horen één of twee practica die het leerdoel ondersteunen, een inductieve en een deductieve variant. Je kiest hoe je de practica inzet en welke variant daarbij hoort. Iedere paragraaf bevat de zogenaamde ‘Huisproef’, die de leerling met huis-, tuin- en keukenspullen thuis kan uitvoeren.